woensdag 8 juni 2011

Cito-toets is voor veel kinderen hun redding

Herman Wieberdink en Heleen Kuster hebben forse kritiek op het Cito. 'Maar hun alternatief voor de centrale toetsing brengt het onderwijs terug in de jaren vijftig,' zegt Aleid Truijens in de Volkskrant.

Arnhem, daar zetelen de wrede machthebbers in ons onderwijs. Ze werken bij het Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling, ook wel het Cito, dat eigenmachtig voorschrijft wat kinderen in Nederland moeten leren. Ze ontwerpen daar bloedmoeilijke toetsen waarmee ze volgens vilein vooropgezet plan kinderen indelen in slim en dom, en basisscholen in zwak en sterk. Zo verdient het commerciële Cito kapitalen, over de ruggetjes van kinderen en hardwerkende leerkrachten.

Dit gruwelbeeld schetsen Herman Wieberdink en Heleen Kuster, respectievelijk psycholoog en docent basisonderwijs, eergisteren in een opiniestuk in de Volkskrant. Moeten er niet acuut Kamervragen worden gesteld?

Eerst eens kijken wat het Cito allemaal verkeerd doet. Stellen de Arnhemse toetsmakers vast wat kinderen moeten leren? Welnee. Het ministerie van Onderwijs beslist wat er geleerd wordt, en - sinds kort - ook wat het gewenste niveau is. Dat doet het na overleg met 'onderwijsexperts'. In groep 8 moet je een simpel tekstje kunnen lezen, een breuk uitrekenen en Londen aanwijzen op de kaart. Om te meten of dat niveau wordt behaald, huurt de overheid het Cito in. Een commercieel bedrijf, zoals alle instituten waar de overheid haar adviezen betrekt commercieel zijn en zij ook scholen als bedrijven beschouwt. Helaas.

Maar wat heeft het Cito voor baat bij het opleggen van onhaalbare standaarden? Daar maakt het de opdrachtgever vast niet blij mee. Er zijn dan ook aanwijzingen dat het Cito het verslechterende niveau van het basisonderwijs juist verdoezelde. In 2007 onthulde Paul van Dam, voormalig hoofdonderzoeker bij het Cito, dat bijna de helft van de kinderen in periodieke peilingen het standaardniveau niet haalde. Hij zag het niveau bij rekenen en taal gestaag dalen. Dat haalde voor Van Dams vertrek nooit de krant.

Wieberdink en Kuster vinden dat Cito-toetsen 'weinig zeggen over het gegeven onderwijs' en 'niet het didactisch handelen van de leerkracht toetsen'. Moet dat dan? De toets dient om te kijken wat een kind kan en weet, ongeacht wat er op school is gedaan. Het didactisch handelen is helemaal de zorg van de juf of meester, daar gaat het Cito noch de overheid over. De Cito-toets 'wijkt af van wat men in het onderwijs onder vakinhouden verstaat'. Met welke bizarre 'vakinhouden' komt het Cito aanzetten? Wordt er soms gevraagd naar het voltooid deelwoord? Naar een percentage, of de juiste spelling van 'hij bedoelt'? Lesstof die inderdaad op veel basisscholen nauwelijks aan de orde komt.

Een toets die louter het zelf gegeven onderwijs en het eigen didactisch handelen beoordeelt, is zoiets als een groentehandelaar die zijn eigen taugé test. Goddank bestaat er een Cito-toets; voor veel kinderen hun redding.

Neem R. Haar juf verzekerde haar ouders dat ze een gezellig kind was, maar 'professor zal ze niet worden'. Dankzij haar Cito-score mocht R. naar het vwo. Wie weet wordt ze professor. Of M., straatvoetballertje. Omdat alle broertjes uit het Marokkaanse gezin een vmbo-p-advies hadden, kreeg M. dat ook. Uit de toets bleek dat hij makkelijk de havo aankon.

Een onverwacht lage score kan voorkomen dat een leerkracht bezwijkt onder de druk van veeleisende ouders. De Cito-toets is de enige objectieve bescherming tegen vooroordelen van leerkrachten of ouders.

Maar tegen beroerd onderwijs begint zo'n toets niks. Daarom is het goed dat de Cito-toets óók slecht presterende scholen eruit zift. Op een zwakke school kan een kind dat op een goede school een vwo-advies zou krijgen, twee niveaus lager uitkomen. Dat haal je je leven lang niet meer in.

De auteurs vinden het een schande dat het Cito indirect leerkrachten beoordeelt: 'Een publiekelijke afrekening'! Het belang van het kind komt in hun boze stukje niet één keer voor. Wel doen ze een voorstel voor 'rechtvaardig onderwijs': onderwijs dat slechts hoeft te voldoen aan 'minimumdoelen'. Iedere school die dat minimum haalt is 'een goede school'.

Zouden Wieberdink en Kuster begrijpen welke gevolgen hun voorstel heeft? Voortaan mogen leerkrachten dus in een hangmat liggen. Niemand hoeft meer het beste uit leerlingen te halen; minimale kennis volstaat. Waar leerlingen na de basisschool terechtkomen is hun zorg niet. Uiteraard sturen ambitieuze ouders hun kinderen niet naar die minimumscholen, maar naar scholen die zichzelf luidkeels aanprijzen als 'prestatiegericht'.

Zo zijn we weer terug in de jaren vijftig: dorps- en achterbuurtschooltjes voor de kansarmen en 'opleidingsscholen' voor de toekomstige hbs'ers en gymnasiastjes. Ieder in zijn voorbestemde hok en de leerkracht immuun voor kritiek. Is dat wat Wieberdink en Kuster willen? (Tekst Aleid Truijens, foto ANP)

BRON: De Volkskrant
© Foto: ANP